
Binnen brandt het haardvuur, buiten regent het en op de achtergrond zingt Lizzy McAlphine over hoe het lijkt op het begin van een een film die ze al eens heeft gezien. J. staat te koken en ik zit en schrijf. We grappen altijd dat ik zijn sous-chef ben; ik snijd meestal wat er gesneden moet worden en zet de dingetjes klaar. Hij kookt. Het werkt voor ons.
Vanmiddag lopen we in het bos. Links kabbelt het meer, rechts drupt het vocht van de metershoge bemoste rotsen. Ik zeg dat ik het zo fijn vind dat we altijd over van alles praten. Hij zegt dat ik zo leuk kan vertellen. Ik zeg dat ik vind dat hij wat trotser op zichzelf mag zijn.
Als ik een foto maak op selfiestand (terwijl hij op de achtergrond staat te zwaaien) kan ik het niet laten om te zeggen dat ik zo’n dikke kop heb. Hij geeft me een kus. “Welnee”.
Als we even stoppen en ik mijn tekenboekje tevoorschijn haal merk ik na vijf minuten op dat het al best een klein beetje begint te lijken. Met nadruk op een klein beetje. Hij lacht en zegt dat hij in het begin dacht dat het niks zou worden. Ik geef ‘m een por. “Heee!”

Het is fijn, hier. De dagen voelen lang, alsof je alle tijd van de wereld hebt. Het huisje voelt knus en geborgen. In de ochtenden schijnt het licht op de ontbijttafel en in de late middag op de stapel met boeken naast het bed. We hebben onze muts en winterjas weer in gebruik en eten dagens lunch tussen de locals. In de supermarkt halen we onze favorieten en in de auto luisteren we naar de radiozender waar ze al jarenlang dezelfde Zweedse hits lijken te draaien.
Vakantie is loslaten. Moeilijk, maar als het dan eenmaal lukt, al is het maar even: heerlijk.
Leave a Reply